Mendelian inheritance, ook wel Mendelisme genoemd, de principes van erfelijkheid geformuleerd door de in Oostenrijk geboren botanicus, leraar en Augustijner prelaat Gregor Mendel in 1865. Deze principes vormen wat bekend staat als het systeem van corpusculaire overerving door eenheden, of genen. De latere ontdekking van chromosomen als dragers van genetische eenheden ondersteunde Mendels twee basiswetten, bekend als de wet van segregatie en de wet van onafhankelijk assortiment.,
in moderne termen stelt de eerste van Mendels wetten dat genen worden overgedragen als afzonderlijke en afzonderlijke eenheden van de ene generatie op de volgende., De twee leden (allelen) van een genpaar, één op elk van gepaarde chromosomen, scheiden tijdens de vorming van geslachtscellen door een ouderorganisme. De helft van de geslachtscellen zal één vorm van het gen hebben, de helft van de andere vorm; de nakomelingen die uit deze geslachtscellen voortkomen zullen die verhoudingen weerspiegelen.
een moderne formulering van de tweede wet, de wet van het onafhankelijk assortiment, is dat de allelen van een genpaar op een paar chromosomen onafhankelijk van de allelen van een genpaar op een ander chromosoompaar worden geërfd en dat de geslachtscellen die verschillende assortimenten van deze genen bevatten willekeurig fuseren met de geslachtscellen die door de andere ouder worden geproduceerd.,
Mendel ontwikkelde ook de wet van dominantie, waarin het ene allel meer invloed uitoefent dan het andere op hetzelfde erfelijke karakter. Mendel ontwikkelde het concept van dominantie uit zijn experimenten met planten, gebaseerd op de veronderstelling dat elke plant twee karakteristieke eenheden droeg, waarvan de ene de andere domineerde. Als bijvoorbeeld een erwtplant met de allelen T en t (T = langheid, t = kortheid) in hoogte gelijk is aan een TT-individu, is het T-allel (en de eigenschap van langheid) volledig dominant., Als het T T individu korter is dan de T T maar nog steeds groter dan het T T individu, is T gedeeltelijk of onvolledig dominant—dat wil zeggen, het heeft een grotere invloed dan t, maar maskeert niet volledig de aanwezigheid van t, die recessief is.