toen de Europese aristocratie 1914 naderde, was haar politieke positie geenszins overal zwak. In Duitsland, het Oostenrijkse rijk, en in 1905 Rusland de monarchische regimes’ oprichting van aristocratische bovenhuizen en lagere huizen met beperkte franchises had eigenlijk de aristocratie veel meer vrijheid om haar belangen te verwoorden, kiezen haar eigen leiders, en blokkeren hervormingen dan het geval was in de hoogtijdagen van het absolutisme., In die zin had de Constitutionalistische en semidemocratische politiek de invloed van een traditionele sociale elite versterkt die het meest te verliezen had van de democratie. Overal in Europa door 1914 aristocratie voelde zich onder toegenomen uitdaging, maar in 1914 de meeste Europese aristocratieën waren geenszins machteloos of berustte op uitsterven.
zie ookourgeoisie; klasse en sociale relaties; landende Elites; boeren; populaire en elitecultuur.
bibliography
Becker, Seymour. Adel en Privilege in het late keizerlijke Rusland. DeKalb, Ziek., 1985.
Berdahl, Robert M., De politiek van de Pruisische Adel: de ontwikkeling van een conservatieve ideologie, 1770-1848. Princeton, N. J., 1988.
Cannadine, David. De ondergang van de Britse aristocratie. New Haven, Conn., 1990.Cardoza, Anthony L. Aristocrats in Bourgeois Italy: The Piemontese Nobility, 1861-1930. Cambridge, U. K., 1997.
Gibson, Ralph, and Martin Blinkhorn, eds. Landeigendom en macht in het moderne Europa. Londen, 1991.
Higgs, David. Nobles in Nineteenth-Century France: The Practice of Inegalitarianism. Baltimore, 1987.
Lieven, Dominic., De aristocratie in Europa, 1815-1914. Houndmills, U. K., 1992.
Reden-Dohna, Armgard von, and Ralph Melville, eds. Der Adel an der Schwelle des Bürgerlichen Zeitalters, 1780-1860. Wiesbaden, Duitsland, 1988.
Reif, Heinz. Westfälischer Adel, 1770-1860. Göttingen, Duitsland, 1979.
D. Lieven